Als Oetels bij elkaar zijn, en de keeltjes worden gesmeerd, dan worden er soms spontaan gezamelijk liederen gezongen. Net op tijd wisten de Oetels wat titels van liederen vast te leggen.

Oetel liederen

Nog niet alle teksten zijn boven water maar al vast een compilatie op deze pagina.

De Minnaar
(Tekst afkomstig uit Liedjesboek “Ut gevuul van Oeteldonk 1”. Liedje is volgens het boekje uit 1931)

O God, waar zou mijn minnaar wezen?
O God, waar zou mijn minnaar zijn?

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

O God, waar zou mijn minnaar wezen?
O God, waar zou mijn minnaar zijn?

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

Heren:
Holliekiedee, holliekiedo, morgen gaan we varen
Holliekiedee, holliekiedo, morgen gaan we zo (2x)

Allen:
En dan hebben we de sjeune Sjana al in d’r onderbroek op straat gezet (2x)
O God, waar zou mijn minnaar wezen?
O God, waar zou mijn minnaar zijn?

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

Hij is gaan varen, zo ver van hier
Bij die andere meisjes zoekt hij zijn plezier

 

Tekstdichter/componist: Cor Versteeg Arrangement: J.Danckaert
Ter gelegenheid van 44 jaar C.V. De Oetels.

Wij Oetels zijn verkikkerd op ’t leve.
Wij zwemme maor verzuipe nie in bier.
Dit kunne wij oe op ’n briefke geve:
wij zijn ’t allermenselukste dier.
’t moeras dè is ons stek.
Daor bruist ’t as ‘ne gek.
Daor heurde gij ons oeverloos gekwèk.

Refrein:
Ik doch nog bij m’n eige onderlaots:
wè rij ik lekker unne scheve schaots.
Unnen Oetel rijdt nie recht.
Unnen Oetel rijdt nie krom.
Wij rije scheef al lèkt dè nog zo stom.
Ik doch nog bij m’n eige onderlaots;
wè rij ik lekker unne scheve schaots.
Wij schere schuin deur elke bocht
van 11-gekkestedetocht.

Wij zijn de kampioene op de scheve schaots.
Wij Oetels zijn beroemd van de Konzerte.
Maor sporte kumt toch op d’n urste plaots.
Want sporte voert ons naor de verste verte as kampioene op de scheve schaots.
We vatte unne dronk mee ’t rood-wit-geel gevonk op scheve schaots en op ons Oeteldonk.

Zijn jongeheer is kampioen van Brabant:

Helaas is de tekst nog niet boven water. Kunde ons helpen gere!

Vader waar is moeder gebleven:

refr.:
Vader, waar is moeder gebleven
Waar is moeder gebleven
’t Is zo stil hier in huis
Vader, waar is moeder gebleven
Ach, vertel ons toch even
Wanneer komt ze weer thuis

Jan z’n vrouw heeft de benen genomen
Nou staat Jan er niet al te best voor
Want hij heeft zeven bloedjes van kind’ren

Heel de dag vragen zij hem in koor:
refr.

Vader zucht, hij had ruzie met moeder
Toen is zij boos ’t huis uit gegaan
Maar hij weet dat ze houdt van d’r kind’ren
En betreurt wat ze nu heeft gedaan

refr.

Ach mevrouw, laat uw moederhart spreken
Maak ’t goed, keer terug naar uw man
Maak een eind aan ’t leed van uw kind’ren
Keer terug want ons hart breekt er van

refr….

Schele, schele, schele mak munne rok ‘ns vast

Helaas is de tekst nog niet boven water. Kunde ons helpen gere!

Anna doar goat ie hene, Anna ge rakt

Helaas is de tekst nog niet boven water. Kunde ons helpen gere!

Wie zijn vader heeft vermoord en zijn moeder heeft vergeven

Wie zijn Vader heeft vermoord
En zijn Moeder heeft vergeven,
Die is nog veel te goed
Voor het soldatenleven.

De moordenaar in zijn cel,
Met zijn bezwaard geweten,
Die krijgt nog iedere dag
Zijn koud en warrem eten.

En staan ik dan op wacht
Met duizenden gedachten,
Dan denk ik altijd maar:
hoe lang moet ik nog wachten.

Maar eenmaal komt de tijd
Dat we de rotzooi gaan verlaten.
Vervloekt zij ’t regiment.
Lang leve de soldaten.

Het Kroegje Bij De Bajes

 

Mijn zuster vrijt met een huzaar

Marie, een meid van melk en bloed die ’t vrijen niet kon laten.
Die had in al haar overmoed een zwak voor de soldaten.
Een generaal, een koloniaal, die trouwde ze beslist.
Toen ging ze plotseling aan de haal met zo’n cavalerist.

En met z’n sabel aan z’n rechterhand en z’n Marietje aan den and’re kant stapte hij zoo blij van zin ’s avonds de keuken in.
Met Marie op z’n knie, at ie op voor ten minste een pop.
Elk die dat zag zong dit refrein op slag:

Marie die vrijt, met een huzaar.
Een hele tijd, al haast een jaar.
En als hij kwam, oh lieve heer, dan kreeg hij ham en nog heel veel meer.
Een kaas, een worst, een volgend keer. Zijn liefde nam geen einde meer.

D’r baas, een ouwe heer die vroeg: “Waar laten ze m’n spullen?
‘k Had vroeger altijd toch genoeg, waar blijven toch m’n bullen?
Niet één sigaar meer in m’n kist, en ik heb in geen maand gerookt.
Wanneer ik het niet beter wist, Zou ‘k zeggen dat het spookt”.

En ons Marietje zeer onschuldig piept, zei: ‘Weet ik veel meneer, ik rook ze niet! Het spookt me door mijn brein Ik denk dat er muizen zijn”.
Meneer zei:”Geloof maar vrij, da’s een muis met een sabel opzij!”

Raad hoe ’t bestaat Waar één man zoveel laat.
Refrein

 

Gooi nooit geen oude schoenen weg

Helaas is de tekst nog niet boven water. Kunde ons helpen gere!

 

Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?

 

Oh Japie is getrouwd

 

Moet er nog slaolie wezen, moet er nog slaolie zijn?